De ochtend- 's ochtends
Zeven uur: Ik sta op: het is nog vroeg.
Soms sta ik eerder op: om half zeven.
Acht uur: Ik neem de bus naar school.
Negen uur: De les begint.
Tien uur: Pauze: ik drink koffie en praat met een vriendin.
Elf uur, We gaan weer naar de les.
Twaalf uur: De les is afgelopen.
De middag - 's middags
Een uur: Ik kom thuis; ik eet en ik drink.
Twee uur: Ik bel een vriend of een vriendin; ik kijk tv.
Drie uur: Ik doe boodschappen.
Vier uur: Ik leer mijn les.
Ik luister naar de tskst.
Ik lees de tekst en ik maak een oefening.
Vijf uur: Ik lees een deel van de Nederlandse krant.
Zes uur: Ik maak het eten klaar.
Vijf uur: Ik lees een deel van de Nederlandse krant. Zes uur: Ik maak het eten klaar.
De ochtend- 's ochtends Zeven uur: Ik sta op: het is nog vroeg. Soms sta ik eerder op: om half zeven. Acht uur: Ik neem de bus naar school. Negen uur: De les begint. Tien uur: Pauze: ik drink koffie en praat met een vriendin. Elf uur, We gaan weer naar de les. Twaalf uur: De les is afgelopen. De middag - 's middags Een uur: Ik kom thuis; ik eet en ik drink. Twee uur: Ik bel een vriend of een vriendin; ik kijk tv. Drie uur: Ik doe boodschappen. Vier uur: Ik leer mijn les. Ik luister naar de tskst. Ik lees de tekst en ik maak een oefening.