Hans gaat boodschappen doen op de markt. Hij gaat naar Jasper, de groenteboer.
Jasper: Wie is er aan de beurt?
Hans: Ik.
Jasper: Zeg het maar.
Hans: Mag ik alsjeblieft een kleine courgette, twee gele paprika's en zes mooie tomaten?
Jasper: He! De tomaten zijn hier altijd mooi.
Hans: Sorry. Tuurlijk!
Jasper: Anders nog iets?
Hans: Ja, ik wil graag een typisch Nederlands gerecht maken. Onze buren komen morgen eten. Ze komen niet uit Nederland.
Jasper: Buitenlanders vinden stamppot andijvie met spekjes vaak heerlijk. En ik heb vandaag mooie, goedkope andijvie.
Hans: Dat is een goed idee. Hoeveel heb ik nodig voor vier personen.
Jasper: Ongeveer een halve kilo andijvie en een kile aardappels. Voor de spekjes moet je naar de slager.
Hans: Prima, doe maar.
Jasper: Dat was het?
Hans: Nee, Doe ook maar een bloemkool. Een kleine bloemkool. En ook graag een klein bakje champignons. En peterselie. Dat kleine bosje graag.
Jasper: Verder nog? Ik heb mooie, fijne boontjes, verse knoflook, drie komkommers voor een euro.
Hans: Nee, zo is het wel genoeg. Ik ga volgende week op vakantie.
Jasper: O, lekker. Waarnaartoe?
Hans: Venetie.
Jasper: Prachtig. Dat is dan acht dertig. (...) Heb je dertig cent bij?
Hans: Nee, sorry.
Jasper: Geeft niet. Acht Vrijtig, negen en dat is tien. Nou, prettige vakantie!
Hans: Dank je wel. Prettig weekend. Dag!
Op vakantie,wat leuk, zeg! Maar Ik vind stamppot andijvie niet zo lekker. Kan je wat anders voor mij maken,alsjeblieft.